Persoonlijke blog: Naar Woodstock gaan zonder er geweest te zijn

15 februari 2012 • Tijdens mijn zoektocht  naar Vlaamse, Waalse en Nederlandse sporen in NY State doorkruis ik op een bepaald moment de Blackhead Mountains. Plots zie ik een wegwijzer Woodstock. En ik besef: ik ben vlak bij de legendarische plek van het muziekfestival uit mijn jeugd. In ’69 traden daar zowat al mijn muzikale helden op: Janis Joplin, Jimi Hendrix, Ten Years After, Melanie, Crosby Stills Nash & Young, Country Joe & the Fish, the Who, Joan Baez, Grateful Dead,  Johnny Winter, Jefferson Airplane, CCR …

Ik was al vroeg in de ban van de hippies. In ’70  ging ik in Cinema Rio in Tienen naar de film Woodstock kijken. Omwille van de seks, drugs en rock-’n-roll moest je eigenlijk 16 zijn. Maar ik raakte er – met  mijn 14 jaar – toch twee keer binnen. De beelden, de muziek en de sfeer hebben me nooit meer losgelaten. ‘Eindelijk een vrije wereld … en vrede’, dacht ik, een beetje naïef. Ook al zijn die idealen nooit helemaal uitgekomen, de hippies, het festival en de film zetten wel een nieuw tijdperk in.

Onderweg naar hier speelde een radiosatellietzender de hele tijd CCR en the Who. Nu was ik plots  op die legendarische plek. Aan een mevrouw in een betaalhokje van de Highway vroeg ik de weg naar de legendarische festivalweide. ‘Hier recht over’, zei ze. Ik kan mijn geluk niet op. Geloof het of niet, maar als ik de veldweg van de festivalweide oprij, speelt de zender een nummer van Jimi Hendrix …  Ik zit op een wolk. Ik zie zelfs niet dat er om de 10 meter borden hangen met ‘No Hunting, No Fishing’, maar ook ‘Tresspassing  Strictly Forbidden’. En ook niet dat ‘elke overtreding streng door de politie zal vervolgd worden’.

Iets verder, op een open plek langs de veldweg wordt het plaatje compleet. Een scene uit een roadmovie: een scheef hangend standbeeld van een  soort Griekse filosoof zonder voeten en een hoop verroeste stoelen. Ik stop en stel me een meisje voor, rechtstaand in de regen van ‘69, onder een deken, in de armen van haar vriend. Ik vraag me af waar Jimi Hendrix stond met zijn haarband  terwijl hij met zijn tanden de gitaarsnaren deed loeien. En ik probeer me te herinneren hoe Crosby, Stills, Nash & Young er uit zagen toen ze nog  jong waren en het leven voor zich hadden.

Op de heuvel zie ik ineens een boerderij. Maar  ik zie ook dat een pickup in volle vaart mijn richting uitrijdt. Ik stel me plots de films voor met een gekke Jack Nicholson: in een afgelegen gebied, in een dergelijke wagen, met een tweeloop en een heel kwade hond op de passagierszetel. Voor Aristoteles maak ik snel rechtsomkeer. Onder begeleiding van Jimi Hendrickx stuif ik richting openbare weg. Zo vredig is het hier toch ook niet, denk ik. 

Ik raak Jack Nicholson kwijt en rij naar Woodstock dorp om een koffie te drinken. Ik wil napraten over het legendarische festival met de locals die er oud genoeg uitzien. Die hoop wordt aan diggelen geslagen: de barvrouw vertelt me dat het echte Woodstock niet hier heeft plaatsgevonden. Omwille van het overweldigende  succes  van de voorverkoop besloten de organisatoren uit te wijken naar een boerderij in het dorpje  Bethel, op 65 km hier vandaan. Maar voor het gemak hebben ze de naam Woodstock behouden.  De volgende jaren vond er op de oorspronkelijke weide van Woodstock nog wel een festival plaats.

Ik  voel mij een beetje een kieken want nu herinner ik me dat ik dat eigenlijk wel ooit had gelezen … Op de kaart zie ik dat er tussen Woodstock en Bethel een bergketen ligt. Ik besluit niet de grote weg, maar de bosweg door de Catskill Mountains te volgen. Het is een oud pad langs de rivier, langs waar de indianen beverpelsen naar de kolonisten brachten. Het  sneeuwt mooi tussen de eikenbomen en de gigantische sparren. Af en toe zie ik in de meertjes bomen liggen die naarstige bevers hebben omgeknaagd. Het doet mij plezier dat hier hoegenaamd nog bevers zijn. Gedurende eeuwen werden ze op vraag van de kolonisten massaal afgeslacht. Door de pelsenmode in het Europa van de 17de en de 18de eeuw werd de beverpopulatie in Rusland al voor 1700 zo goed als uitgeroeid. Daarna kwamen de dure pelsen van bevers en otters van hier.

Ik stop aan de rivier in het bos en denk aan de Indianen die hier in de 17de eeuw liepen. Toen ze nog dachten dat ze eerlijk zouden behandeld worden door de Europese kolonisten. Het draaide anders uit. Ze werden later bedrogen, vermoord, verkracht en  in reservaten gedreven om te creperen. In naam van de filosofie ‘Manifest Destiny’ die omstreeks 1800 opgeld maakte en waarbij het blanke Angelsaksische ras zich superieur beschouwde. De eeuwen voordien hadden de Spanjaarden en Portugezen al met dezelfde filosofie miljoenen Indianen in Midden- en Zuid-Amerika uitgemoord.

Ik denk daardoor terug aan mijn middelbare schooltijd. Toen ik spreekbeurten gaf om mijn klasgenoten te overtuigen dat de Westernfilms de zaken verkeerd voorstelden en dat de Indianen op zijn zachtst gezegd niet altijd de slechten waren. Ik promootte de eerste Western die daar toen eindelijk eerlijk over was: Soldier Blue uit 1970. Ik spaarde om lid te worden van een organisatie die zich bezig hield met het lot van de Noord-Amerikaanse Indianen. En ik was verheugd dat de massamoordenaar generaal George Custer in 1876 met zijn 7th Calvalry door Crazy Horse, Sitting Bull en de Sioux werd verslagen in Little Big Horn.  En net zoals Redbone in de jaren ’70 zong,voelde en voel ik me samen met de Indianen Wounded at Wounded Knee.

Op het einde van het indianenpad in de vallei zie ik een boerderijtje dat maple syrup verkoopt en ik vraag me af hoe dat smaakt.

Ik kom pas tegen vijf uur en in het donker aan in Bethel. Op de plek die mijn GPS aangeeft als het Woodstock Festival Museum Bethel. Maar ik zie alleen een hippiewinkeltje met de welluidende naam: Funky Hippy Chic Boutique. Ik stap binnen en zie een vrouw in Indische kleren  en mooi lang haar, zoals dat hoort bij hippies.  Bij een biertje vertelt Patti me dat mijn GPS fout is en dat de festivalweide en het Woodstock museum 10 minuten verderop liggen in het veld langs het meer. Ook al was ze in ’69 maar negen jaar, ze vertelt me mooie verhalen over het legendarische festival.  De beelden van de film spelen in mijn hoofd op deze voor mij gewijde grond.

Als ik daarna anderhalf uur verder rijd naar vrienden waar ik zal logeren ben ik erg tevreden over mijn dag. Ik heb nu ook een reden om nog eens terug te komen naar de weide, het museum en Patti.  Die avond speelt in een kleine kroeg van het bergdorpje van mijn vrienden een  jonge band  uitstekende jazzrock. De drummer blijkt de zoon te zijn van Jaco Pastorius, de bassist van een legendarische jazzgroep waar ik dol op ben, Weather Repport. En de volgende morgen serveren mijn vrienden mij maple syrup op mijn pannenkoeken. Het leven is mooi. 

Patti van Funky Hippy Chic Boutique in Woodstock
Woodstock Beavers
Comments